De stomste juf!
“Ik ga naar huis! En jij bent de stómste juf!” riep hij
boos door het lokaal en stampvoette naar de kapstok. 23 paar kleuterogen
richtten zich verschrikt in mijn richting; Wat gaat juf doen? Hij was inmiddels
bij de kapstok aangekomen, had zijn jas aan en was bezig zijn tas op zijn rug
te hangen. Ik bleef zitten en de hoofden van de kinderen bewogen afwisselend
van hem naar mij, en weer naar hem. Zijn blik was donker en boos, heel boos.
Met grote passen liep hij naar de buitendeur. Ik stond op en vroeg of hij toch
weer bij ons wou komen zitten? “Néé!” riep hij heel hard en heel boos, pakte de
deurklink vast en liep naar buiten.
De andere kinderen zaten nog steeds op hun stoel, enkele
kinderen snelden toe om te helpen. ‘Hij is heel boos, hè? Gebeurt dit vaker?’
vroeg ik hun. “Ja,” zeiden ze. “En hij gaat niet echt weg, hij blijft om het
hoekje wachten. Ga je niet achter hem aan?” Waarschijnlijk verwachtten ze een
boze juf of een juf die uit alle macht zou proberen hem terug in het lokaal te
krijgen. Misschien verwachtten ze een juf die nu een straf ging bedenken of
chaotisch en woedend de groep zou instrueren om alles weer onder controle te
krijgen. Die juf kwam niet. ‘Nee,’ antwoordde ik. ‘Ik vertrouw hem en hij komt
wel terug.’
“Ok,” zeiden ze. “Zullen we dan nu verder gaan en gaan
werken?” intussen af en toe een blik door het raam werpend om te kijken of hij
al te zien was.
En hij kwam terug. Met zijn tas op zijn rug, stond hij
voor het raam. Ik maakte de deur voor hem open en ik zei: ‘Wat fijn dat je er
weer bent, we hebben je nodig.’ Hij keek me verbaasd en hoopvol aan. Ik vroeg
of hij even bij me kwam zitten. Hij nestelde zich tussen mijn benen. ‘Je was
heel boos, hè?’ Zijn gezicht betrok meteen; “Ja!” Ik verwoordde zijn gevoel, de
situatie die hem zo boos maakte. Precies zoals het was, zonder oordeel, zonder
interpretatie. Hij bevestigde en was ondertussen tegen me aan gaan hangen. Een
klein mens, op zoek naar erkenning, geborgenheid en vertrouwen. Gewoon, en toch
zo bijzonder. En ik vertelde hem hoe belangrijk hij is omdat hij bij ons hoort,
onze groep. ‘We missen je als je weg gaat.’ En door zijn talent te benoemen
(hij vindt zichzelf een goede ‘maker’) en waar we dit deze dag bij nodig
hadden, was hij om. “Ok,” zei hij. “Ik blijf wel vandaag.”
De achterliggende gedachte van mij bij dit jongetje was
ten eerste hem het gevoel geven dat hij erbij hoort. Dit stel ik altijd voorop
in een groep en tijdens de Systemische Jaaropleiding leerde ik dat ‘Erbij
horen’ een van de systemische wetten is. Elk mens wil ergens bij horen, elk
mens wil gezien worden. Door elk kind in je klas te zien en het gevoel te geven
dat hij erbij hoort, creëer je vertrouwen en respect.
Daarnaast pas ik de vertaalmethode, die ik een paar jaar
geleden leerde op de opleiding tot Kindertolk, heel vaak toe. Voorheen was ik
misschien boos geworden, had ik een oordeel over zijn woorden en actie, of hem
op enige wijze afgewezen. Nu voelde ik alleen maar rust en zag ik zijn
behoefte. Ik bleef. En hij ook.
Door Maartje Coolen – Schooljaar 2016-2017